De derde cyclus van de Kleine-Beerze-Koffiedialogen onder de titel ‘Landschap als basis voor nieuw initiatief’ hebben we afgerond met een excursie door het beekdal van de Kleine Beerze. Het is verbazend hoeveel landschapstypen je hier op een ommetje van 17 km kunt doorkruisen.
We konden 32 aanmeldingen honoreren met een plaatsje in de bus, maar we hadden gemakkelijk een tweede bus kunnen vullen. Hartverwarmend dat er zoveel belangstelling is voor het beekdallandschap. Har Kuijpers, beleidsmedewerker Erfgoed bij de provincie, vertelde het verhaal van het gelaagde landschap: elke tijd kent zijn eigen landgebruik en laat kenmerkende sporen in het landschap na. De lokale occupatiegeschiedenis kun je aflezen in die lagen, zoals je een boek leest, met de oudste pagina onderop.
Niets in de organisatie van het landschap is toevallig, het hele huidige landschap is laag over laag ontworpen op de tekentafel. De bus koos de ir. van Meelweg als voorbeeld van de jonge heideontginning. Grootschalig, rationele verkaveling, stoere erven, maar ook de stevige groenstructuren van ‘Het Groene Maatpak’ komen rechtstreeks uit het ontwerp van de ruilverkaveling. De naam van de weg verwijst naar de toenmalige projectleider. Het gezelschap gaf aan dit landschap wel te waarderen door de groenstructuren, maar toch als ontoegankelijk en saai te ervaren. Er kwamen ideeën op om de groenstructuur op plekken toegankelijk te maken voor wandelaars.
Oude kaarten geven een eerlijk beeld van hoe het landschap in elkaar steekt. Zij bieden een leidraad voor nieuwe functies. Hier nam Theo Hendriks, projectleider van ‘De Levende Beerze’ het woord over. De gehuchtjes Meerven en Donk waren lang geleden net zo belangrijk als Vessem zelf. Dat kan aanleiding zijn om hier opnieuw woningbouw toe te laten. Dan ligt de vraag welke omvang wenselijk is voor de hand, maar zeker zo belangrijk is voor welke woningtypen gekozen wordt, hoe nieuwbouw ingepast kan worden in de omgeving en hoe de ontsluiting en de voorzieningen vorm krijgen.
Aan de overzijde van de beek passeerde de bus de smalle hooilandjes van het gave historische verkavelingslandschap ‘Spekdonken’. Destijds waren de ‘speklagen’ nog veel smaller. De kavelbreedte werd bepaald door de zwaai van de zeis waar het beemdgras mee gemaaid werd. Een toer met je zeis, links rechts en heen en terug telde als één geswaaij, de maat voor de perceeltjes. Elzensingels scheidden de hooilandjes van elkaar. Dit rijk gestructureerde landschap kon een enorme biodiversiteit herbergen. Ook het busgezelschap voelde geborgenheid in dit landschap. Vragen kwamen over de verbinding met het knuppelpad.
Verderop langs de Heikesestraat opent het landschap zich weer en daar kijk je uit over ‘De Molenbroek’. Het gezelschap kon hier even de benen strekken. Brabants Landschap had toestemming verleend om door de weiden af te dalen naar de beek, ter plaatse van het vogelobservatiepunt. Daar konden we de Kleine Beerze zien stromen in haar nieuwe bedding. Ondanks de regen van de afgelopen dagen stroomde zij nietig langs onze voeten.
Juist voordat de beek op de Midden-Brabantse dekzandrug stuit kon de molenaar van de reeds lang verdwenen ‘Muystermolen’ het water hier eenvoudig opstuwen om zijn molen voldoende maalkracht te bezorgen. Dat opgestuwde water resulteerde in een open moerasgebied. Met de ruilverkaveling is dit moeras ontwaterd en opgehoogd om landbouw mogelijk te maken. Op de langere duur is echter juist verdroging het gebied gaan aantasten, een probleem van onze tijd.
Met het beekherstel van ‘De Levende Beerze’ is de Molenbroek weer verdiept en de stroomdraad van de beek verondiept. Daardoor kan het gebied nu veel meer water vast houden. Het gebruikelijke Landbouwkundige gebruik is dan niet meer mogelijk. Hier krijgt natuurontwikkeling gericht op weidevogels de ruimte. Dat riep wel vragen op bij het gezelschap, want wat betekent dat voor de recreatieve routes in het gebied. Er waren ook zorgen over de veiligheid van de wandelaar op de drukke Heikesestraat en men was erg benieuwd naar de ontwikkelingen. Hoe gaat dat nieuwe beekdal er uitzien?
Vanaf de Hillestraat was er nog even de aandacht voor het Middeleeuwse akkercomplex rond de Oude Toren. Het verhaal van de noeste arbeid van de Kempische boerengemeenschappen ligt hier voor het oprapen. Hoe zij de arme zandgrond bewerkten met een uitgebalanceerd landbouwsysteem waarbij het aantal dieren in de potstal maatgevend was voor hoeveel grond vruchtbaar gemaakt kon worden. Het opbrengen van de potstalmest leidde tot diepzwarte enkeerdgrond op de kenmerkende bolle akker. Typisch voor de hoge zandgronden is het verschijnsel van de dorpsverplaatsingen, waarbij de toren alleen op de akker overbleef.
Op de brug over de beek wees Har op het archeologische onderzoek ter plaatse van de nieuwe meanders van de Kleine Beerze. De bodem geeft informatie prijs over wisselende klimaatomstandigheden in de voorbije millennia en wellicht over historische bewoning en grondbewerking.
Een stukje verderop was alweer de laatste stop. Theo vroeg het gezelschap om reacties op de nieuwe dorpsrand van Middelbeers. Het gezelschap vond de bebouwing kwalitatief goed, maar miste een goede inpassing. Na drie koffiedialogen over landschap rolden de ideeën meteen tevoorschijn, van moestuin, boomgaard en voedselbos tot vlechtheggen en vogelbosjes…
Na deze ludieke afsluiting van het thema landschap gaan we de volgende keer in op het thema Stad/Land. In twee sessies proberen we vat te krijgen op de spanning, de afhankelijkheid en de overlap van beide gemeenschappen. We komen weer bijeen op 7 februari. Meedoen? Wel even aanmelden: levedekleinebeerze@gmail.com