De Brabantse Kempen hebben in de voorgaande eeuwen een wat stagnerende ontwikkeling gekend. Uitgestrekte moerassen en schrale zandruggen konden de hongerige monden niet voeden. Er moest noeste arbeid verricht worden voordat de grond vrucht wilde dragen. Honderden jaren grondbewerking met eenvoudige middelen en materialen resulteerde in mooie vruchtbare akkers: we zien kostelijke zwarte aarde op de oude bolle akkers, plaatselijk ruim een meter dik. Daar moet je zuinig op zijn.
Het landschap vormde zich naar de natuurlijke omstandigheden, sterk bepaald door geringe hoogteverschillen en de grillige loop van de beken. Factoren als relief, bodemsamenstelling, leemgehalte, beschikbaarheid of overlast van water, aanwezigheid van veldkeien en storende lagen, stelden grenzen aan de mogelijkheden voor het verbouwen van gewassen. Alle boerderijen waren van het gemengd bedrijf type, wat beslist geen vetpot opleverde, maar wel een rijk gevarieerde landschappelijke lappendeken.
Na de tweede wereldoorlog wisten we het zeker: ‘Nooit meer honger!’
Zeg dat tegen een nederlander en hij gaat ermee aan het werk. Ook de Kempenaren hebben hun schouders eronder gezet. Met groot succes: De Nederlandse landbouw is vermaard om haar productiviteit en de hoge voedselkwaliteit. Specialisatie en schaalvergroting zijn overal zichtbaar en juist op de armere zandgronden zijn forse, stoere bedrijven verrezen.
Landschap kent een complex van waarderingen. Het is meer dan voedselproductie alleen. Landschap heeft ook een ecologische waarde, het is onze woonomgeving, het heeft recreatieve waarde, een verbindende waarde en inmiddels ook een water- en klimaatbufferende waarde. Al die waarden vragen hun ruimte.
Zowel op nationaal als op Europees niveau, stelt de overheid normen voor de inrichting van het buitengebied, gekoppeld aan mogelijkheden voor financiele ondersteuning van de bedrijfsvoering.
Die normen zijn van kwantitatieve aard. Maar het vormgeven van de inpassing van een bedrijf is maatwerk…het past niet zomaar!
Kennis van het landschap, de historische achtergronden, inheemse begroeiing, de groeiomstandigheden, bodem, sociale netwerken, ontwikkelingen in de omgeving bieden aanknopingspunten voor een goede inpassing, maar de wensen van de ondernemer en diens bedrijfsvoering zijn natuurlijk leidend voor een goed ontwerp. Wat zullen we aanplanten? Welke vormen, welk volumen, welke soorten? Wordt het een forse boomsingel, kiezen we voor een struweelhaag of zaaien we bloemenranden in? Ook een landschappelijke poel, een boomgaard of een moestuin kunnen de overgang naar het landschap vormgeven.
Ook buiten het erf kunnen landschapselementen het beeld en de ecologische waarde versterken. Er zijn mogelijkheden om landschapselementen buiten het bouwblok, onder te brengen onder agrarisch natuurbeheer. Daar zijn subsidies voor. Leesberg Landschapsadviezen kan u hierover adviseren.
En dan is het de kunst om binnen de richtlijnen van de gemeente, maar vooral samen met de ondernemer te komen tot een ontwerp dat recht doet aan het bedrijf en voor het bedrijf een plek in het landschap verovert.